-- 1445 (1445-1460) Den Bosch Meester Arnt van Weilhusen (Weylhuysen) ontleende zijn naam misschien aan de locatie "Wilhuysen" in de parochie Nuland. Hij komt vanaf omstreeks 1424 in de Bossche bronnen voor en droeg toen reeds de meestertitel zodat hij vóór die tijd gestudeerd moet hebben. Aanvankelijk was hij vermoedelijk klerk op de secretarie. Vervolgens komt hij van 1429 tot zijn dood omstreeks 1460 voor als stadssecretaris. Als zodanig tekende hij in het Bosch' protocol concepten op van handelingen die ten overstaan van schepenen plaatsvonden en trad hij bij die handelingen ook veelvuldig op als vertegenwoordiger van de ontvangende partij. Vermoedelijk ondernam hij in opdracht van de stad tevens diplomatieke missies, maar daarvan is niets bekend doordat uit deze periode geen stadsrekeningen bewaard zijn en meester Arnt zelf in zijn protocollen ook geen aanteking hield van eventuele reizen. In 1445 ontwierp magister Arnoldus de Welhuysen, notarius publicus, dictique opidi [de Buscoducis] secretarius, een minnelijke schikking tussen het stadsbestuur enerzijds en het St.Janskapittel en enkele Bossche kloosters anderzijds. Dit gebeurde naar aanleiding van een geschil dat tussen beide partijen was ontstaan doordat het stadsbestuur van de geestelijkheid een bijdrage eiste aan het maalgeld. De schikking werd op 24 maart 1445 door beide partijen goedgekeurd en vervolgens door de kapittelnotaris heer Jan Amelrijcx (nr.5) en door meester Arnt van Weilhusen in een notariële akte opgenomen die door hen beiden werd ondertekend. Doordat van deze akte alleen een afschrift is bewaard waarin de onderschriften niet zijn overgenomen is ook niets bekend over meester Arnts benoeming tot notaris. Meester Arnt verwierf vóór 1439 van Henric Henrics vanden Velde de helft van de Bossche Gevangenpoort en van het bijbehorende ingebiedersambt. Op 30 oktober 1439 verhuurde hij beide voor een periode van drie jaar aan Jacop Zebrechts van Hoculem (zie nr.183). Meester Arnt wordt in 1456 nog genoemd als eigenaar van de helft van de Gevangenpoort en het ingebiedersambt en behield deze waarschijnlijk tot zijn dood in 1460/61. 1) Vermoedelijk woonde meester Arnt in de Korte Kolperstraat of straat der oudekleerherstellers ("vicus reparatorum veterum vestium"), de huidige Kolperstraat. Hij bezat daar een huis met erf dat hij had gekocht van Ghijsbrecht Bernts Sceyvel (zie nr.351). Meester Arnt was getrouwd met een zekere Lysbeth die vanaf 1461 als zijn weduwe voorkomt. Ze was waarschijnlijk afkomstig van Oirschot want meester Arnt bezat daar sinds zijn huwelijk diverse goederen. Zo kocht hij op 16 juni 1436 van Willem Vos (zie nr.409) een huis, graanschuur, schaapskooi, en tuin, alsmede een stuk land geheten "Doerkensacker", die alle gelegen waren in de Oirschotse hertgang van de Notelen. Op 29 oktober 1444 gaf hij bovendien zeven stukken land in de Oirschotse hertgang Best uit in erfpacht aan Henric Goyarts vanden Spijker. Meester Arnt had minstens vijf kinderen: Herman, Willem, Jan, Margriet en meester Arnt junior (nr.415). De eerste vier worden allen vermeld in een akte van 1440. Van Herman, Jan en Willem is verder niets bekend maar Margriet komt ook na 1440 regelmatig voor en leefde nog in 1496. Ze trouwde in 1448 of kort ervóór met de goudsmid Jan van Dommelen, natuurlijke zoon van heer Jan van Dommelen alias Meerskens (nr.84) die zelf een zoon was van Goyart Merskens, zoon van de bakker Jan van Dommelen. Deze laatste was zowel de overgrootvader van haar man als van Cecilia Buck die met haar broer meester Arnt junior getrouwd was. Meester Arnt (senior) droeg op 1 februari en 20 maart 1448 de helft in vijf kamers op de Uilenburg en diverse andere goederen in Den Bosch over aan zijn dochter Margriet en aan Jan van Dommelen naar aanleiding van hun huwelijk dat kort daarvóór had plaatsgevonden. Jan overleed vóór 31 juli 1472 toen Margriet samen met haar broer meester Arnt junior van meester Vranck Jans van Boert, deken van Oirschot, alle goederen in ontvangst nam die meester Vranck had geërfd van zijn broer Jacop van Boert. Deze overdracht vond ten overstaan van een notaris plaats in Margriets woonhuis bij de Markt. In 1496 droegen meester Arnt junior en Margriet samen ook een vijver over ("vivarium dictum Lubrugge") die ze eerder hadden verworven van Goessen Steenwech. Margriet had van Jan van Dommelen minstens twee kinderen: Willem en Jenneken. De eerste werd op 6 mei 1476 samen met zijn moeder door meester Arnt junior gemachtigd tot het innen van diens cijnsen en pachten. Jenneken trouwde kort vóór 1 februari 1474 met Henrick die Leeuwe, zoon van wijlen Henrick die Leeuwe, en ontving op die datum van haar moeder bij wijze van huwelijksgift een groot aantal goederen in Den Bosch en de Meierij. Henrick die Leeuw was tussen 1480 en 1514 achtmaal schepen van Den Bosch. 2)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1194, fo.293r (5 mei 1424), RA 1197, fo.378r (12 febr.1428), RA 1202, fo.12r (5 nov.1431), RA 1205, fo.111v (7 okt.1434), RA 1216, fo.256v (1445/46), RA 1227, fo.175v (1456/57), fo.360v (4 febr.1457), RA 1261, fo.563r (21 aug.1492: Wilhuysen te Nuland), RA 1845, fo.56r (9 mrt.1557: Wilshuysen te Nuland); GAH, Aant.Smuld.; GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; GAH, GB 186 (27 juni 1430), 190 (21 febr.1433), 237 (4 jan.1448); Frenken, Documenten, 238; Bijlage II 5.1; THG 1870 (14 juli 1433) t/m 2419 (19 apr.1460); Van Rooij, Het oud-archief, II 209 nr.773 (14 aug.1433) t/m 322 nr.1181 (10 febr.1457). |
2. | GAH, RA 1206, fo.97r (16 juni 1436), RA 1210, fo.226r, fo.394r-v (30 juni 1440), RA 1218, fo.68r-v (1 febr.1448), fo.119v (20 mrt.1448), RA 1231, fo.238v (26 juni 1461), RA 1241, fo.266v (31 juli 1472), fo.272r (1471/72), RA 1243, fo.16r-19v (1 febr.1474), RA 1245, fo.50v (6 mei 1476), RA 1246, fo.129r (15 nov.1476), RA 1265, fo.369r (1496), RA 1271, fo.268r-v (16 dec.1502); GAH, THG 2098 (29 okt.1444); RANB, TCH 253 (18 jan.1421), 254 (26 okt.1464), 255 (1 febr.1474), 256 (idem), 257 (27 nov.1481), 258 (21 nov.1483: Henricus die Leeuwe, filius quondam Henrici die Leeuwe, filius quondam Henrici); Jacobs, Justitie, 267-269; Zie ook: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 314. |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 170, 268, 289, 307n, 321n, 328, 332, 333n, 338, 416n